De kunst van Morton Feldman

Morton Feldman Denken aan de muziek van Morton Feldman (1926-1987) roept een gevoel van duur en ruimte, zelfs een indruk van stilte op. Het grootste deel van zijn werk bestaat dan ook uit een langzame opeenvolging van zachte klanken. Feldman creëert een verstilde, meditatieve sfeer door een reeks zorgvuldig samengestelde, zacht gespeelde klanken na elkaar te plaatsen en hen rustig de tijd te geven om beluisterd te worden. Men kan zeggen dat hij grote kleurvlakken naast elkaar plaatst. Zijn stijl wordt dan ook vaak vergeleken met de abstracte schilderkunst van de New York school, met onder meer Willem de Kooning, Jackson Pollock, Mark Rothko en Philip Guston, mensen die bij voorkeur werken met grote oppervlakken en de kleur in hun werk voorop stellen. Feldman was ook persoonlijk bevriend met verschillende van deze artiesten en droeg verschillende werken aan hen op.

Rothko Chapel
De band met de schilderkunst is het meest expliciet in het werk Rothko Chapel, gecomponeerd in 1971 voor de opening van de Rothko Chapel in Houston (Texas) en tegelijk ter nagedachtenis van schilder Mark Rothko (1903-1970). Voor deze kapel realiseerde Rothko veertien monumentale doeken om een ruimte te creëren waarin mensen van elk geloof een plaats kunnen vinden om tot rust te komen. De grote monochrome doeken van Rothko in deze meditatieve ruimte en de muziek van Feldman vormen een quasi perfecte analogie, met kleur en ruimte als centrale begrippen.

Het belang van de kleur in Rothko Chapel blijkt onmiddellijk uit de keuze van Feldman voor een niet-alledaagse instrumentatie: altviool, celesta, percussie, koor, sopraan en alt. Met deze heldere timbres kan hij de hele ruimte vullen zonder de decibelschuif te moeten opendraaien, net als de schilderijen van Rothko waarin subtiel geschakeerde tinten het hele canvas, tot aan de rand, innemen. Tegelijk wordt bij Feldman het ‘figuratieve’ van melodie en ritme voor een belangrijk deel verdrongen ten voordele van abstracte klankvlakken, timbres met een zekere duur.

De illusie van oneindigheid
Toch is Rothko Chapel een van de meest ‘lyrische’ werken van Feldman, naast de cyclus The Viola in my life (1970). In het begin van de jaren ’70 zien we dan ook een bescheiden omwenteling in zijn werk. Het opvallendste is waarschijnlijk de terugkeer naar de traditionele muzieknotatie, na de grafische partituren van de jaren ’50 en de notatie in de jaren ’60 met specificatie van de toonhoogte maar zonder tempo en ritme. Daarnaast zien we ook consonante akkoorden en melodische elementen opduiken. Later wordt zijn muziek opnieuw abstracter. Aspecten als vrij ritme duiken af en toe terug op, de melodische elementen worden teruggebracht tot korte ritmische figuren en Feldman gaat meer en meer met herhaling werken. Hij probeert zoveel mogelijk de context uit te schakelen: de lineaire opbouw wordt verdrongen door het verticale. Dit creëert een onzekerheid over de vorm, een illusie van oneindigheid (en in sommige gevallen benadert hij ook wel de oneindigheid, denken we hierbij aan zijn meer dan vijf uur durende tweede strijkkwartet uit 1983).

Verticaliteit
De sleutel van de verticaliteit ligt bij de traagheid van de opeenvolging. Als we het verband tussen de traagheid en de dominantie van het verticale ten opzichte van het melodische willen verklaren, moeten we kijken naar de werking van ons sensorisch geheugen of werkgeheugen. De informatie die via onze zintuigen onophoudelijk in onze hersenen binnenstroomt, wordt eerst gegroepeerd tot objecten zoals tonen of akkoorden. Vervolgens moeten we die objecten ook nog in een context kunnen plaatsen om zo hun betekenis ten volle te vatten. Hiervoor dient het werkgeheugen, waarin een aantal objecten kunnen gestockeerd worden. Voor de alledaagse waarneming van muziek kunnen we een duur van zowat drie seconden aannemen. Als de opeenvolgende klanken binnen deze tijdsruimte gepresenteerd worden, kunnen ze ritmisch met elkaar verbonden worden en kunnen er melodische en harmonische verbanden gecreëerd worden. Als er steeds minstens twee klanken binnen elke geheugenbuffer vallen, kan er een continuïteit gecreëerd worden en kunnen we ook een tempo waarnemen (zo ligt het traagste tempo op een gewone metronoom op 40 MM, wat overeenstemt met een periode van 1,5 seconde, precies de helft van de omvang van ons werkgeheugen).

Emancipatie van klank en kleur Feldman gaat nu juist op grote schaal gebruik maken van tijdsintervallen die deze driesecondengrens overschrijden. Zo gaan we de tonen en akkoorden waarnemen als individuele elementen, onze geheugenbuffer wordt volledig in beslag genomen door één enkele gebeurtenis die we dan ook ten volle gaan analyseren. Het belang van de relaties met de klanken uit de omgeving wordt zo geminimaliseerd. In plaats van grotere verbanden te creëren kunnen we slechts het verschil horen tussen twee opeenvolgende elementen. Hiermee zijn we opnieuw aanbeland bij de analogie met de doeken van Rothko, die enkel subtiel gekleurde vlakken tegenover elkaar plaatst. Net zoals Rothko met ruimte werkt, werkt Feldman met duur. Van een echt ritme is nauwelijks sprake, althans niet vanuit het standpunt van de waarnemer. En zo maakt Feldman gebruik van de beperkingen van ons geheugen om ons de rijkdom van de individuele klanken te leren kennen, en realiseert hij het adagium van John Cage: ‘getting rid of the glue so that the sounds would be themselves’.

Dirk Moelants voor het Concertgebouw Brugge