Luca Francesconi gooit Westerse waarden in de jungle van de werkelijkheid

Luca Francesconi Deze week ( donderdag in deSingel en vrijdag in de Handelsbeurs) brengt het Spectra Ensemble de wereldcreatie van ‘Kubrick’s Bone’ van de Italiaanse componist Luca Francesconi. In België is Francesconi vooral bekend van ‘Ballata‘, zijn ophefmakende operacreatie in de Munt. In de reeks ‘Creaties’ van deSingel is hij dit seizoen prominent aanwezig met twee nieuwe werken ( ‘Kubrick’s Bone’ en ‘Body Electric‘, gecreëerd op 22/09/2006 door het DoelenEnsemble en het orkest De Volharding) én een symfonie (Luc Brewaeys’ Negende Symfonie, die op 8 juni 2007 in de Antwerpse kathedraal in wereldpremière gaat) aan hem opgedragen.

Naar aanleiding van de creatie van Ballata op 29 oktober 2002 in De Munt, had Peter-Paul De Temmerman een gesprek met Luca Francesconi.

PP: U bent altijd geïnteresseerd geweest in nieuwe technologieën, in een zoektocht om de mogelijkheden om muziek te maken te verbreden. Hoe kan je deze ingesteldheid combineren met een dermate traditioneel medium als opera.

LF: Goede vraag. Er moet een dramaturgische reden voor zijn. In dit geval is de reden dat deze opera en het operahuis zelf een soort metafoor zijn: wat is er achter het gordijn? Er is de structuur van elke dag, die strak is, met eigen regels, normen. Italo Calvino zegt in de tekst van de opera ‘La Vera Storia’: Het geluid heeft een andere kant, een achterkant. Ik werkte gedurende vier jaar voor Berio als assistent. Een van de eerste grote dingen die ik met hem deed was de première van deze opera. Ik deed de vokale partituur. Het hoofdthema is dat men breekt met een hele reeks regels, waardoor men een trap geeft aan de werkelijkheid. Dat is de motivatie van de belangrijkste daad die hij stelt, het vermoorden van een grote vogel, als een soort bevrijdingsoffer.

PP: Zonder reden.

LF: Zo lijkt het. Vanuit een ongastvrijheid. Er zijn vele reden. Er zijn zeer veel interpretaties mogelijk van  een dergelijk gebaar, maar een ding is ontegensprekelijk: hij breekt een bepaalde staat van de dingen, zelf al bevindt hij zich in extreme situaties, met een strijd en problemen, zoals de storm, het poolijs, een situatie waarin een mens zich normaal niet bevindt. Het is extreem, maar rationeel aanvaardbaar. Hierover bestaat nog een conventie. Het schip is een typische metafoor voor de menselijke gemeenschap. Hij ontkent, weigert vrijwillig de mogelijkheden van begrip zoals deze realiteit ze aanbiedt. Zelfs een visie van bevrijding door de natuur is niet genoeg, omdat hij daar niet klaar voor is. Deze houding is eveneens een metafoor voor de actieve en arrogante handelingen van de westerse mens, om te beginnen tegenover de natuur maar tenslotte tegen minder machtige mensen dan hemzelf.

PP: Dat is een interessant punt. De westerse gemeenschap heeft altijd over zichzelf gedacht als de beste, de leidende gemeenschap. Opera geldt daarenboven ook als een uiting van de leiding van die gemeenschap. Heeft het feit dat je een opera maakt met dat thema een politieke reden?

LF: Het belangrijkste thema is dat de westerse cultuur gerealtiveerd moet worden. Het is niet de énige cultuur meer, maar een van vele. Wij moeten onze gewoonten van hieruit herpositioneren. Wij hebben nu nog de macht, maar de zaak ligt niet zo eenvoudig. Andere culturen en krachten zetten ons onder druk. Om beter te begrijpen wat er gebeurt moeten we begrijpen dat wij niet meer de voorrang hebben. Tegelijkertijd met het besef dat we niet meer dé cultuur hebben, moet we ons ook de vraag stellen wèlke cultuur we hebben. De specificiteiten ervan trachten te begrijpen. Enerzijds moet onze cultuur, in kolonialistische zin, niet meer imponeren. Anderzijds moeten we vermijden dat we in het extreme tegenovergestelde vervallen, namelijk de ontkenning van onze cultuur door veralgemeningen: de oosterse cultuur is beter, de westerlingen zijn moordenaars. De vraag moet eerder zijn wat onze cultuur heeft dat een andere niet heeft, en tegelijkertijd wat we van de andere kunnen leren. Onze relativiteit is gebaseerd op onze analytische attitude instelling. We hebben een ongemeen scherp brein, maar door onze actieve houding ten aanzien van de wereld, worden we gemakkelijk arrogant. Dit perspectief is verbonden met monotheïstische culturen. Het zou interessant zijn om een vergelijking te maken tussen de westerse instelling en die van de islamitische wereld op dit punt, want zo verschillend zijn ze niet. Deze arrogante houding ten aanzien van de wereld en alles wat verschillend is brengt ons tot aan de afgrond, dreigt ons te ruïneren. We denken ook dat onze automatische economische drijfveer altijd zal blijven bestaan. Het is als een locomotief die tegen volle snelheid naar een muur rijdt terwijl niemand de stoom er uit wil laten.

PP: Als componist ben je een deel van de westerse cultuur, van een zeer specifiek deel ervan, namelijk de westerse kunstmuziek en dus ook van zijn traditie. Tegelijkertijd vallen de nieuwe uitingen van deze traditie onder het dictaat van vernieuwing. Alles moet worden vernieuwd. Iemand die, zoals u, voortdurend zoekt, wordt toch met tegengestelde bewegingen geconfronteerd?

LF: De queeste naar het nieuwe is een vals probleem. Het hangt af van hoe je nieuw definieert. Ik keer terug naar de intuïtie van wat het kenmerkende is van onze cultuur. De analytische benadering is iets dat we werkelijk bezitten, en het is van erg groot belang. Het zou jammer zijn dat we datgene wat we gedurende drieduizend jaar ontwikkeld hebben, zouden verliezen. We moeten inzichten uitwisselen. We missen die dialoog. We ontberen een gemeenschappelijke taal. Als er, in artistieke net als in linguïstische termen, een cultuur is die een soort semantisch woordenboek hiertoe kan ontwikkelen, dan is het de westerse. In de populaire kunsten als pop muziek blijft het omgaan met andere culturen te kolonialistisch. Men neemt Tibetaanse gezangen en zet er in viervierde maat de drums onder. Dat is het compleet verorberen van een andere identiteit om een aantal platen te verkopen. Dat is walgelijk. Ik heb niets tegen eenvoud zolang ze een doorzichtigheid betekent, maar ik haat een denken dat gebaseerd is op geld. In popmuziek zijn de commerciële belangen vaak de enige filter die er rest. Ook in de klassieke muziek zegt men dat hij het zal ‘maken’, het ‘gemaakt heeft’. Wat heeft hij dan gemaakt? Succes maakt mij daarom altijd erg achterdochtig. Maar ondanks het feit dat we gelukkig wel nog hele goede kunstenaars hebben, is het merendeel van de productie niet goed. Wat is het percentage van de muziek uit de achttiende eeuw waar we nog naar luisteren? Misschien drie procent van wat er is geschreven. Miljoenen symfonieën, sonata’s, kwartetten zijn er geschreven door onbekende componisten om te verdwijnen na de eerste opvoering.  Ook bij zogenaamde hedendaagse (contemporary) muziek, wat overigens een woord is dat ik haat,

PP: Hoe zou jij het dan noemen?

LF: Ik benoem het niet, ik luister er naar. Ik zal dit blijven herhalen tot ik er bij neerval, maar hedendaagse muziek is g
een stijl. Het is een corpus van mentale technieken die de erfenis zijn van het laatste hoofdstuk van het lange verhaal van de westerse cultuur. Die nu niet de enige levende cultuur is. Het kan dus niet dé stijl zijn. We zitten nu in een moment waarin alles is opgeschort. Toch hebben wij een fantastische hoeveelheid van culturele kenmerken geërfd, een krachtig mentaal corpus, dat we niet mogen veronachtzamen. Vooral ook analytische werktuigen om de wereld rondom ons te beschrijven, te benaderen. Misschien moeten we deze erfenis integreren, opnieuw componeren in verschillende waarden, verschillende geschilpunten, verschillende voorstellen of standpunten. De grote vergissing is om min of meer cynisch een aantal resultaten van de arrogantie van onze cultuur te verwarren als het resultaat van ons analytische denken. Vergeet niet dat na de tweede wereldoorlog, na de decadentie van post-, laatromantiek en neo-barok en neo-neo-neo het nodig was de tafel te ruimen, wat erg dapper en zinvol was. Dan maakte men (Boulez, Stockhausen, e.a.) gedurende een zestal jaar een aantal werken waar men nu nog over praat. Men maakte er nadien een esthetica van om het te kunnen kopiëren, en men benaderde het niet als een analytische daad. Het verwerd tot een genre. Als je ‘hedendaagse muziek’ dan plaatst tussen Jazz, Funk, Cool, Hiphop is het zelfs niet eens aantrekkelijk als genre, als stijl. Men heeft geprobeerd het te verkopen als een genre, maar niemand wil het.

PP: Dat is niet omwille van de titel maar omwille van het idioom.

LF: Ze verkopen het wel als een stijl, en ze hebben ook een naam nodig om het te promoten, maar men zou veel meer de nadruk moeten leggen op de inhoud en de mensen duidelijk maken waarom het gemaakt wordt. Als we de grote traditionele figuren van de westerse wereld, zoals industriële managers, kunnen overtuigen, volgt de rest. Als wij hen duidelijk kunnen tonen welke inspanningen wij stellen om westerse waarden te rechtvaardigen en te revitaliseren, zal men ons steunen. Mijn taak, en ik denk dat het mijn hoofdtaak is, om deze waarden te nemen en ze te gooien in het oerwoud van de werkelijkheid. In se probeert men, om specifieke redenen, de werkelijkheid steeds af te vlakken, zodat ze verkoopbaar blijft en de mensen niet te veel moeten nadenken. Men probeert de mensen te verdoven. Dus moeten wij stimuleren om na te denken. Wat we doen is, althans volgens mijn mening, is de waarden in de jungle van deze werkelijkheid gooien.

PP: Hoe deel je die boodschap mee via je muziek?

LF: Door de muziek zelf. Het geweldige, het grote mysterie van muziek, het magische van muziek is de mengeling van de fantastisch uitgewerkte methode en het onvatbare van het resultaat. Hierdoor begrijp ik steeds minder van muziek. Als student dacht ik dat ik, hoe meer ik vooruitgang zou boeken , ook meer van muziek zou begrijpen. Muziek is net als de mens zelf een fantastische mengeling van iets dat rationeel, speculatief en gearticuleerd is opgebouwd en iets dat een totaal irrationele basis heeft. Het ene is cultuur, het andere eerder een soort intuïtie. Muziek werd vroeger gezien als een wiskundige wetenschap. Er is dit constructieve aspect, maar dat verklaart niet alles. Er is ook nog het kenmerkende moment dat het constructieve overstijgt, een soort licht. De mens is een soort van grote aap, die door God, toen hij deze planeet toevallig voorbij liep, voor de lol met wat eigenschappen bedacht. Hij gaf hen een vonk van kennis, en dan ging hij weer weg. We zijn grote apen met een beetje intuïtie en een beetje kennis. Aan de rationele kant zijn we niet in staat om alles te rechtvaardigen. En we zijn te intelligent om te geloven dat er een magiër is die dit alles bewerkstelligt. Als je dit bewustzijn ontwikkelt, kom je tot het besef dat slechts twee polen niet genoeg zijn. En dat is de crisis waar we in zijn beland. Het zelfbewustzijn is aan het tanen, maar we zijn niet klaar om te geloven. De twee historische containers van irrationaliteit, het geloof en de wetenschap, volstaan niet meer. Ook de wetenschappen zijn een speculatieve poging om krachten te ordenen

PP: Is deze opera een reflectie op de verstoring van traditionele machten?

LF: Binnen de kunsten blijft er altijd een domein dat je niet kan verklaren. Men moet daarom ophouden om een bepaalde uiting als conservatief of zelfs fascistisch te noemen. Zelfs de wetenschappen, denk maar aan Prigogine, hebben een onstabiel aspect van materie aanvaard en  als deel van de wetenschappen geïntegreerd. We zijn niet rationeel. Het modernisme heeft zeer belangrijke indicaties gegeven, maar we moeten verder. Je kan evenmin alles met intuïtie verklaren. Een historisch bewustzijn is erg belangrijk, maar je mag er niet aan vastzitten. Je moet het verteren, assimileren, metaboliseren en verder gaan. Daarom dat ik zo verveeld wordt door die voorstelling van oude opera’s. Het is goed om bepaalde machten te bestendigen, maar het houdt geen enkele provocatie in en zal daarom uitsterven. Buiten een academisch discours moet men het ook kunnen laten sterven. Het is zo beperkend. Terwijl er zo een rijk palet bestaat van wat ik zou willen noemen expressieve spanningen. Er is natuurlijk een semantische druk of gewicht. Maar ik kan vandaag gebruik maken van een kwint, een cluster, een consonant of een dissonant, een evenwicht of onevenwicht van parameters. Dat geeft me een zeer uitgebreid palet, en net dat ontbrak er in de zogenaamde opera of non-opera van de twintigste eeuw. Vandaag een opera schrijven is dus ook een intellectueel statement. Er is het eerste niveau van het verhalen waar ik erg zorgvuldig mee omspring. Maar er zijn wel grenzen die je moet openbreken om te komen tot een volgend niveau. Waar ik van hou zijn de enorme mogelijkheden, de kortsluitingen tussen verschillende kunstdisciplines. Die zijn krachtig. Ten eerste is er de muziek, maar daarnaast is de muziek er in de tekst, de woorden. Ik heb altijd vermeden om woorden louter als fonetisch materiaal te gebruiken. Als je muziek en woord onmiddellijk met elkaar in verband brengt verandert alles, wordt het intuïtieve aspect versterkt en de muzikale visie eveneens geprononceerd in verband met de te gebruiken ruimte. Alle afzonderlijke aspecten moeten voor mekaar genoeg ruimte krijgen. Om nu een opera te maken moet je genoeg zelfvertrouwen hebben dat je al die elementen kunt beheersen. Als de ene taal sterk genoeg is om alleen te staan, kan het ook de confrontatie met de andere aan. De muziek in deze opera is een soort geluid, het is een soort avant-garde stuk met tekst en vreemde handelingen en muziek. Zelfs al is er een verhaal, dan bestaat dat slechts op papier. Stel je voor dat je geen boventiteling hebt en je enkel ziet en hoort wat er op het podium gebeurt, dan kom je in een soort polifonisch web van zintuigen terecht. Ik ben absoluut tegen en niet geïnteresseerd in bourgeois opera. Het is op een manier ontroerend dat men de diepe gevoelens en enorme waarden door het enge doosje van het bourgeois leven tracht te duwen. De bourgeois opera is absoluut dood. Zelfs de poging om de musical te vernieuwen vind ik absoluut walgelijk. Sinds bijna een eeuw heeft de cinema de rol van de bourgeois opera en musical overgenomen. Het Griekse koor had door zijn proclamatieve grond een sociale functie, was een bindend element. Richard Strauss heeft getracht iets te vernieuwen dat veel zwakker was, te wijten aan het individuele onderbewustzijn. Opera vandaag moet provoceren. We hebben krachtige werktuigen ter beschikking waarmee we kunnen aftasten of we gaten kunnen maken in het bewustzijn van de mensen. Echter niet op een intellectuele manier (zingt prekerig: Now you have to think that and that). Je hebt een krachtige taal nodig om het scherm om ons heen te breken.
De eerste scène is een soort  maniëristisch schilderij. De tekst is in het Italiaans. Enkel twee liederen worden in het Engels gezongen, zoals ze in de originele tekst stonden. Het is als een schilderij dat de oude zeeman bezingt, waardoor alle elementen
uiteen lijken te vallen. Zo zingt hij als gehypnotiseerd: Sera una nave, Er was een schip, waarmee hij een schijnbaar normale status reeds doorbreekt. Door de drie andere aanwezigen wordt hierop gereageerd. De laatste klank van nave, de ve wordt uitgefaded en verdwijnt via verborgen luidsprekers in de zaal. Het lijkt uit de muren van de zaal te komen…

PP: Je lijkt de muziek niet als een confrontatie te gebruiken maar als louter middel om aanwezig te stellen.

LF: Dat is het geval met alles wat ik doe. Ik ben geen postmodernist, maar ik wil wel alles gebruiken. Ik streef naar een extreem coherente en solide samenstelling die het rijke palet van de verschillende expressieve spanningen integreert. Ook in het schrijven voor de stemmen gebruik ik een rijke variatie in stijlen van schrijven en organiseren, maar je zal niet kunnen zeggen dat dit of dat bijvoorbeeld een jazzcitaat is of zo. Je weet niet wat het is, maar het verandert het geheel wel sterk. Er zijn zeer dichte delen, andere zijn weer transparanter en eenvoudig. Het is echter niet omdat je veel middelen tegelijkertijd gebruikt dat je jezelf geen beperkingen oplegt. Ik pretendeer evenmin door mijn werk de juiste weg gevonden te hebben. Voor iedereen blijft die weg open. Ik ben geen politieker. Maar ik vraag de mensen wel hun verstand te gebruiken en hun hart. Ik laat je enkel de uitbarstingen horen die uit mijn hart, oren en verstand zijn ontsproten na jaren denken, studeren en componeren. Ik wil het zo persoonlijk houden omdat ik niet van de cynische attitude houdt, die eigenlijk toch inherent is aan het postmodernisme en ook aan een hyperintellectuele avant-garde. Ik verkies dan naïef te zijn. Een beroemde zin van Coleridge is: Om poëzie te begrijpen moet je willen trachten om je ongeloof op te schorten. Ik heb een ongeloof, wat wil zeggen dat ik cynisch ben en in niets geloof, waarvan ik weet dat ik het moet opschorten als ik weer iets wil voelen. Ik moet een gewilde inspanning doen om mijn cynische instelling op te schorten.

PP: Dat is een actief willen.

LF: Dat is waar, want wij zijn geen bon sauvages. Dat is de stompzinningheid van new age.

Peter-Paul De Temmerman
journalist actuele kunstmuziek
24 september 2002

————————————–

Extra : Elders op Oorgetuige : ‘Hard target : vier Belgische creaties’, 19/09/2006